Meteen stak Hermine haar handje uit, tastte
in de mand en nam daar een van de grootste en mooiste appels uit. Hierop
sloop zij de keuken uit en ging ergens in een donker hoekje zitten, Hier
wilde zij de zoete vrucht in stilte opeten.
"Hier ziet mij geen mensch," dacht
Hermine. "En moeder merkt ook niet, dat er een appel minder in den korf
is, want zij heeft de appels zeker niet geteld."
Toen Hermine den appel echter al aan den
mond had en er in bijten wou, schoot haar iets te binnen. Zij dacht aan
wat hare moeder haar eens gezegd had.
"Neen," dacht zij, "al ziet ook moeder of
de keukenmeid niet en al ziet ook niemand, dat ge hier een appel eet, de
lieve heer zal het toch zien. En wat zou die zeggen? Hermine, zou hij
zeggen, dien appel heb je gestolen. Ge zijt een dief. En nog ondeugender
dief zijt ge, omdat ge uwe goede moeder hebt bestolen. Neen, dat wil ik
niet. Liever wil ik dezen appel weer stilletjes in de mand leggen. En
dan wil ik moeder verzoeken, dat zij mij een van die mooie appels
geeft."
Hermine nam den appel van haar mondje
weg, ging er mee in de keuken en legde hem bij de andere in den korf.
Hierop ging zij bij hare moeder en zei: "Lieve moeder, geef mij toch een
van de appels, die in de keuken in de mand liggen. Ze zullen vast heel
lekker zijn."
Hierop kreeg Hermine van hare moeder niet
één, maar twee appels. En die twee appels smaakten het kleine meisje
overheerlijk.
|