image4

De appel

Ofschoon Hermine nog pas zes jaren oud was, wist zij toch wel, dat de goede God overal is en dat Hij alles ziet, wat de menschen doen. Hare moeder had haar dat dikwijls gezegd.

Eens kwam de kleine Hermine in de keuken. Hier stond een mand vol prachtige appels, die de moeder eerst zoo pas op de markt had laten koopen.

Bij het zien van die appels kreeg het meisje ook dadelijk lust, om in een te happen. "Ze zullen zeker heerlijk smaken," dacht zij. "En daar toch niemand in de keuken is, wil ik er maar een van nemen."

Meteen stak Hermine haar handje uit, tastte in de mand en nam daar een van de grootste en mooiste appels uit. Hierop sloop zij de keuken uit en ging ergens in een donker hoekje zitten, Hier wilde zij de zoete vrucht in stilte opeten.

"Hier ziet mij geen mensch," dacht Hermine. "En moeder merkt ook niet, dat er een appel minder in den korf is, want zij heeft de appels zeker niet geteld."

Toen Hermine den appel echter al aan den mond had en er in bijten wou, schoot haar iets te binnen. Zij dacht aan wat hare moeder haar eens gezegd had.

"Neen," dacht zij, "al ziet ook moeder of de keukenmeid niet en al ziet ook niemand, dat ge hier een appel eet, de lieve heer zal het toch zien. En wat zou die zeggen? Hermine, zou hij zeggen, dien appel heb je gestolen. Ge zijt een dief. En nog ondeugender dief zijt ge, omdat ge uwe goede moeder hebt bestolen. Neen, dat wil ik niet. Liever wil ik dezen appel weer stilletjes in de mand leggen. En dan wil ik moeder verzoeken, dat zij mij een van die mooie appels geeft."

Hermine nam den appel van haar mondje weg, ging er mee in de keuken en legde hem bij de andere in den korf. Hierop ging zij bij hare moeder en zei: "Lieve moeder, geef mij toch een van de appels, die in de keuken in de mand liggen. Ze zullen vast heel lekker zijn."

Hierop kreeg Hermine van hare moeder niet één, maar twee appels. En die twee appels smaakten het kleine meisje overheerlijk.