start 

fragment

                                                                                                                

 

Fragment:

"Goeie morgen Zwammertje, zijn je broodjes soms aangebrand", zei Kriebeltje. "Weet je het nieuws dan nog niet?" zuchtte Zwammertje. "Kijk dan ginds eens, zie je die grote paddestoel zonder hoed, waar zoveel vliegen op zitten?" "Ja, zei Kriebeltje "stinkt die soms zo?" Zwammertje kinkte. "Vanmorgen was hij nog klein en rond, net een stuifbal, maar inééns barstte hij open en nog wel net, toen Kogeltjerond er boven op zat. Toen kwamen er twee zwarte dwergen, die met hulp van de vliegen Kogeltjerond gevangen namen. Kijk, ze zitten weer op de loer". "Weet ik ook" piepte een klein muisje "kom Kriebeltje, ik weet waar de hoofdman van die Stink Stank-mannetjes woont." Voorzichtig slopen Kriebeltje en het muisje door het mos. Bij een holle boom hield het muisje stil, daar binnen was vergadering, er sprak iemand. Kriebeltje keek door een spleet: een Stink Stank-mannetje met een geblokte mantel om stond te spreken: "alle bosdieren zullen de heerlijke geur van mijn stinkzwammen prijzen. Maar de kabouters moeten weg, zij bederven het bos." "Ja, ja!" riepen alle zwarte dwergen. "Ik zal uw koning zijn" zei een andere Stink Stankman. "Ik zal koning zijn over het bos en alle dieren zullen onze slaven zijn. Dat heeft Hinkstap de kraai mij beloofd". "Leve koning Maxtoontje" riepen de dwergen. Kriebeltje rilde: die Hinkstap was een kraai met één lamme poot, het was de wreedste kraai, die er bestond, niemand was veilig voor hem. Daar streek hij al neer ook. "Waar blijft de wintervoorraad van het bos, alles moet ik hebben, geen nootje mag er achter blijven!" kraste hij. Alle dwergen bogen diep: "Wij zijn bezig, Heer Hinkstap, maar de kabouters en de bosdieren..." "Weg met al die kabouters", kraste de kraai "en gauw wat, of ik pik jullie ook dood." Dat werd Kriebeltje te erg, zachtjes sloop hij weg. "We moeten naar de Bosfee", fluisterde hij tegen 't muisje.
Onderweg merkten ze, dat de oorlog in volle gang was. Veel Stinkzwammen lagen omver en Wroetom de mol stak zijn kop boven de grond. "Ik wroet hun huizen om, ik wroet hun zwammen om en ik vang ze of 't engerlingen zijn", bromde hij. Bij een konijnhol zaten twee egels op wacht. "Hier zijn jullie veilig", zei er een, "geen Stink Stank-mannetje komt er in."
Maar Kriebeltje liep door, naar de Bosfee. Gart Witzwart, de ekster, had wat anders bedacht. Hij hipte rond met een blinkende ring in zijn snavel. "Ik ga ze omkopen, akke, akke," riep hij Kriebeltje toe. Maar Kriebeltje liep door, telkens schuilend achter paddestoeltjes en denne appels, wanneer er dwergen aan kwamen. Eindelijk kwam hij bij de Bosfee aan. Zij zat in haar paleis, en las een dik boek. Voor de poort had een kruisspin een gordijn geweven. "Wie ben jij" vroeg ze.
"Kriebeltje, de boskabouter, ik moet dadelijk de Bosfee spreken, er is groot gevaar voor het bos." "Dat weet zij al" zei de spin " kruip maar onder mijn web door." De Bosfee knikte Kriebeltje vriendelijk toe. "Ik weet al waarvoor je komt," zei ze "Wacht maar even, dan zal ik je helpen."