Boekenmuseum

Literatuur - Middeleeuwen - Hebban olla vogala

         
   
    zoeken
   


     
Hebban olla vogala nestas hagunnan, hinase hic anda thu

De oudst bewaarde tekst in het Nederlands is een minnedichtje.
Over deze tekst is ontzettend veel geschreven en er zijn evenveel meningen over.
Men gaat er vanuit het hier gaat om een zg. "probatio pennae".
In de middeleeuwen, toen men nog met pennen uit vogelveren schreef, was het gebruikelijk dat de schrijvers hun nieuwe pennen uitprobeerden op een bladzijde van een boek, waarmee ze zich net bezig hielden.

Ik zie het graag zo voor me:
Het is zo'n 900 jaar geleden.
Een jongeman, ver van huis en ver van zijn geliefde, denkt onder zijn werk als scribent aan haar.
Hij wordt lyrisch en kan het niet laten zijn gedachten aan het papier toe te vertrouwen.
Heeft hij eerst de Latijnse tekst, quid expectamus nu[nc] Abent omnes uolucres nidos inceptos nisi ego et tu, geschreven en daarna de Nederlandse vertaling eronder of net andersom?
Het maakt eigenlijk niet veel uit, het staat er en het is gelukkig bewaard gebleven.

Een taal die dit als oudst overgeleverde tekst heeft mag van geluk spreken.
Er spreekt aandacht voor de natuur, verliefdheid, hunkering en menselijk ongeduld uit.

Kenneth Sisam te Oxford ontdekte de regels in 1931, toen hij een onderzoek deed naar het handschrift Bodley 340.
Op het schutblad trof hij een losse krabbel aan, die geschreven was door een hand uit de tweede helft van de elfde eeuw.
De Nederlandse (eigenlijk Westvlaamse) tekst stond zo maar tussen Latijnse regels.

Onderzoek uit 2004 door Frits van Oostrom lijkt er op te wijzen dat deze tekst waarschijnlijk is geschreven door een man, maar dat het taalgebruik is van een vrouw. De tekst blijkt namelijk overeenkomsten te vertonen met door vrouwen gezongen Spaanse volksliedjes uit dezelfde tijd.

Maar we hebben oudere aan het Nederlands verwante teksten.
Bijvoorbeeld de Wachtendonkse Psalmen, een vertaling in het Westnederfrankisch.
Die werden geschreven rond het jaar 950.
Van het einde van de negende eeuw dateert een zogenaamde paarden- en wormbezwering met daarin: 'visc flot aftar themo uuatare' (een vis zwom in het water).
En in een Utrechtse doopgelofte uit de achtste eeuw lezen we: 'Gelobistu in got alamehtigan fadaer' (geloof je in god, almachtige vader).
De eerste complete Nederlandse tekst die we bezitten, is de schepenbrief van Boekhoute van 1249.

'Tesi samanunga was edele unde scona'
Deze 'gemeenschap' was edel en schoon'
Dit welluidend lofvers werd neergeschreven in 1130 in het prachtig bewaarde
9e-eeuwse Evangeliarium van Munsterbilzen.

Zie voor reacties: boekenweblog

naar boven

   
     
      20-09-2010
gam hoving