Boekenmuseum

Literatuur - Middeleeuwen - Koninghs Kindren 

         
   
    zoeken
   


       

Het waren twee koninghs kindren

   
           

Het waren twee koninghs kindren,
Sy hadden malkander soo lief;
Sy konden by malkander niet komen,
Het water was veel te diep.

Wat stack sy op: drie keerssen,
Drie keerssen van twaelf int pont,
Om daer mee te behouden
's Konincks soone van jaren was jonck.

Met een quam daer een besje,
Een oude fenynde bes,
En die blies uyt de keerssen
Daer verdroncker dien jongen helt.

'Och moeder,' seyde sy, 'moeder
Mijn hoofje doet mijnder soo wee,
Mocht ik 'er een kort half uurtje
Spanceeren al langhs de zee?'

'Och dochter,' seydese, 'dochter!
Alleen en meught ghy niet gaen:
Weckt op u jongste suster,
En laet die met u gaen.'

'Mijn alder jongste suster
Dat is also kleynen kint;
Sy pluckt maer al de roosjes
Die sy in haer wegen vint;

Sy pluckt maer al de roosjes,
En die bladertjes laet sy staen,
Dan seggen maer al de lieden,
Dat hebben konincx kinderen gedaen.'

De moeder gingh na de kercke,
De dochter gingh haren gangh:
Zy gingh maer also verre
Daer sy haer vaders visser vant.

'Och visscher,' seydese, 'visscher,
Mijn vaders visscherkijn,
Wout ghy een weynigh visschen,
't Zoud' u wel geloonet zijn.'

Hy smeet zijn net in 't water,
De lootjes gingen te gront,
Hoe haest was daer gevisset
's Koninghs sone van jaren was jonck.

Wat trock sy van haer hande?
Een vingerling root van gout:
'Hout daer myns vaders visser,
Dat isser den loone voor jou.'

Sy nam hem in de armen,
Sy kusten hem voor sijn mont,
'Och mondelingh, kost ghy spreken!
Och hertje waert gy der gesont!'

Zy nam hem in haer armen,
Zy spronker mee in de zee:
'Adieu mijn vader en moeder,
Van u leven siet ghy my niet weer.

Adieu mijn vader en moeder,
Mijn vriendekens alle gelijck,
Adieu mijn suster en broeder,
Ick vaerder na 't hemelrijk.'

Het verhaal van een onmogelijke liefde

Overpeinzingen bij een Middeleeuws gedicht

Twee jonge geliefden van koninklijke bloede,
worden op één of andere manier gedwarsboomd
in hun liefde voor elkaar.

"Koningskinderen" ook symbolisch?
Mensen die liefhebben zijn koninklijk?

Er is een hindernis, misschien van politieke aard,
een familievete of misschien is het iets anders,
waardoor ze samen geen toekomst hebben.

Het meisje probeert de jongen met
kaarsen de weg door het water te wijzen.
Dat licht zal de jongen aan de overkant
ook kracht moeten geven
door te zetten.

Dan komt er een gemeen oud wijf,
die de kaarsen uitblaast.
Een jaloerse vrouw,
die misschien zelf nooit van de liefde heeft mogen proeven?
Ze gunde die twee jonge mensen het geluk niet.
Ze kon de zon, het kaarslicht
in het water niet zien schijnen.
Het gevolg: de jonge held,
de geliefde die er alles voor over heeft om bij zijn lief te zijn, verdrinkt.

Het meisje moet naar huis, maar eenmaal thuis wil ze maar één ding.
Terugkeren naar de plek waar haar geliefde het leven verloor.
'Ach moeder, ik heb zo'n hoofdpijn,
zou ik een half uurtje langs zee mogen wandelen?'

'Ach dochter, je kunt toch niet alleen gaan,
maak je jongeste zusje maar wakker en laat haar met je meegaan.'

Het meisje stribbelt tegen, ze kan haar zusje natuurlijk niet meenemen.
Dan heeft ze een goede smoes:
'Maar mijn zusje is nog zo'n klein kind,
ze plukt zomaar langs de kant van de weg alle roosjes af.'

Zij plukt de roosjes,
en de blaadjes laat ze staan,
en alle mensen zeggen:
dat hebben de kinderen van de koning gedaan.'

De moeder ging naar de kerk,
zodat het meisje haar gang kon gaan.
Ze liep totdat ze de visser van haar vader vond.

Ze paait de visser 'Oh visser van mijn vader,
Ga toch uit vissen, je zult er goed voor beloond worden.'


De visser geeft gehoor aan de smeekbede van het meisje.
Zal hij er iets van begrepen hebben,
of was de vreemde vangst voor hem ook niet onverwacht?
Hij gooide zijn net uit en
de gewichten zakten naar de bodem,
en al snel werd de jonge koningszoon opgevist.

Een roodgouden ring is zijn beloning.

Is de visser toen zomaar weggelopen?
Heeft hij het meisje met haar dode geliefde
Zomaar alleen achtergelaten?

Dat moet wel, als je kijkt naar wat er daarna gebeurde:

Ze kust de dode prins, haar prins, op de mond.
'Och mond, kon je nog maar spreken,
en hart, was je nog maar gezond!'

Het verlies is ondraaglijk,
Er rest het meisje nog maar één ding:

Ze nam hem in haar armen
en sprong met hem in zee:
'Vaarwel vader en moeder,
nooit, zolang u leeft, ziet u me weer.

De prinses was ervan overtuigd dat zij
In de dood weer met haar prins verenigd zou zijn.

Vaarwel vader en moeder,
en al mijn vrienden,
vaarwel zus en broer,
ik ga naar de hemel.'

Het thema van de onbereikbare geliefde was in de Middeleeuwen zeer geliefd.
De meest bekende toepassing is wel het verhaal van Tristan en Isolde.
Maar ook de - waargebeurde - liefdesgeschiedenis van Abelard en Heloïse
werd graag en vaak doorverteld.

Na de Middeleeuwen is het thema onsterfelijk gemaakt
door Shakespeare in zijn Romeo and Juliette.

Opvallend is dat de koningsdochter aan het eind van het lied
de verwachting uitspreekt dat ze naar de hemel zal gaan,
terwijl zelfmoordenaars volgens de kerkelijke leer
onherroepelijk in de hel terecht zouden komen.

 

   
             

naar boven

   
     
      20-09-2010
gam hoving